Hendrik Marsman
Hendrik Marsman (Zeist, 30 de september 1899 - Golf van Biskaje, 21 de de junio de 1940) fue un poeta holandés, traductor y crítico literario.
El padre de Hendrik era librero en Zeist, su madre era maestra antes de su matrimonio. En su sexto año visitó la escuela primaria de los Hermanos moravos, asentados desde el siglo 18 en Zeist), pero se crió en conformidad con la tradición familiar reformada holandesa. Su mala salud (padecía de pulmón y también fue ligeramente epiléptico) supuso durante tres años de pérdidas de estudio y, además, le impidió la formación oficial a seguir.
Premios
1927 - Prijs van Amsterdam voor Paradise regained
1936 - CW van der Hoogtprijs voor Porta Nigra
Bibliografía
1923 - Verzen (gedichten)
1925 - Penthesileia (gedichten)
1926 - De anatomische les (essay)
1927 - De vliegende Hollander
1927 - Gerard Bruning. Nagelaten werk
1927 - Nagelaten werk (essay)
1927 - Paradise Regained
1928 - De lamp van Diogenes
1929 - De vijf vingers
1930 - Witte vrouwen (gedichten)
1931 - Kort geding (essay)
1931 - Voorpost (gedichten)
1933 - De dood van Angèle Degroux (roman)
1933 - Tegenonderzoek
1934 - Porta Nigra (gedichten)
1935 - De immoralist (van André Gide ) (vertaling)
1936 - Heden ik, morgen gij (met Simon Vestdijk ) (roman)
1937 - Herman Gorter (essay)
1938 - Critisch proza
1938-1947 - Verzameld werk
1939 - Menno ter Braak (essay)
1939 - Hieronymus, de dichter der vriendschap (van Teixeira de Pascoaes) (vertaling, samen met Albert Vigoleis Thelen )
1939 - Paulus de dichter Gods (van Teixeira de Pascoaes) (vertaling, samen met Albert Vigoleis Thelen)
1940 - Tempel en kruis (gedichten)
1941 - Aldus sprak Zarathoestra (van Friedrich Nietzsche ) (vertaling, samen met Ed. Coenraads (pseudoniem van Pieter Endt (1883-1936), directeur van de Wereldbibliotheek )
1945 - Brieven over literatuur (met Simon Vestdijk)
1946 - Verbum obscurum (van Teixeira de Pascoaes) (vertaling, samen met Albert Vigoleis Thelen)
1979 - Verzameld werk (poëzie, proza en critisch proza)
Traducción de M. Negrón
Llama
Mañana espumosa
y mi risa de fuego
bebe de fuentes infinitas
de aire y arcilla
el día opalino
Vlam
Schuimende morgen
en mijn vuren lach
drinkt uit ontzaggelijke schalen
van lucht en aarde
de opalen dag.
Berlín
El cielo de la mañana es una manta sucia
una página con un pliegue
una mancha
la ciudad
una mujer medio despintada
sin embargo salta a sacudidas volando hacia arriba
como un caballo azul de Marc a rienda suelta por el cielo
Berlín
el sol es amarillo
Berlijn
De morgenlucht is een bezoedeld kleed
een bladzij met een ezelsoor
een vlek
de stad
een half ontverfde vrouw
maar schokkend steigert zij de hemel in
als een blauw paard van Marc in 't luchtgareel
Berlijn
de zon is geel
Delft
Muerte durmiente
oscuridad
inundada
con lentitud
noche
muerte verde
sumergida
en el canal
monja ciega
la locura
hilaba
un fulgor
suave
en los ojos
negrura
esplendor
Delft
Sluimer dood
zacht
verdronken
donker
nacht
groene dood
in de gracht
verzonken
blinde non
waanzin
spon
zacht
geflonker
in de ogen
donker
pracht
Floración
Infinitos son los suelos de la noche –
y soñando una paz marrón, balancea, oh, tierra de labranza,
este oscuro país nocturno en tus entrañas tibias
¡oh, gotas de luz!
en los lindes suaves de la oscuridad
un árbol solitario está sosteniendo
el arco vacilante de la noche.
cuando pliegas el anochecer sobre tus hombros,
figura, grabada de marfil nocturno,
cuando tiendes el sueño de las pestañas
por el cielo y pasas oscureciendo
azulean tus ojos en flor
e irrumpen los campos con su blanco aroma y vid
adornando como preciosidades tus pasos ensoñados;
y susurran los firmamentos flores estelares
que tu tiento cubre de rocío crepuscular.
y por nuestros pasos cálidos pasan los pies de la noche.
pero escucha, ¡cómo suena el flamear de su manta gris
sobre el paso perezoso de la eternidad!
Bloesem
Oneindig zijn de vloeren van de nacht -
en dromend bruine vrede, deint, o akkeraarde,
dit donkere nachtland in uw warme schoot
o, parellicht
aan donkers zachte zomen
schoort een verlaten boom
de wankelende boog der nacht.
als gij de avond om uw schouders plooit,
figuur, gekerfd uit nachtelijk ivoor,
de droom der wimpers langs de luchten spant
en schemerend schrijdt
blauwen uw ogen bloei
en slaan de velden witte geur en wijn,
die uw omdroomde schreden kostbaar siert;
en firmamenten ruisen sterrenbloesems,
die uwer handen tasten schemerend dauwt.
en door ons warme schrijden schrijdt de nacht.
maar hoor, het wapperen van haar grijze mantel
over de lome stap der eeuwigheid.
Despertar
Todavía estoy en la cama en la mañana resplandeciente
y escucho dentro y fuera de mi corazón el parlero del nuevo
mar:
sonidos alegres y aromas;
las fragancias florales de las hierbas
traídas por el viento
se esfuman como espuma en la luz solar.
ahora hay paz y un gran espacio lleno de fuerza joven;
para mi desespero y mi sueño audaz
un universo insondable:
agua, luz y glaciares
e incluso en la noche los cristales
de las relucientes nieves eternas.
y aquí – a mi lado – el valle:
como la ribera ligeramente arqueada de un pequeño
lago ensoñador:
mira como ella se dobla
en la curva de su delicado
sueño sin fin.
Ontwaken
Ik lig nog te bed in den blinkende morgen
en hoor in mijn hart en daarbuiten het ruisen der nieuwe zee,
reuken en blijde geluiden
en de bloeiende geuren der kruiden
vervliegend als schuim in het zonlicht
en op den wind drijft het mee.
nu is er rust en een wijdheid vol nieuwe kracht;
voor mijn vertwijfeling en mijn stoutmoedige droom
een onpeilbaar heelal:
water, zonlicht en gletsjers
en ook bij nacht de kristallen
der glinsterende eeuwige sneeuw.
en hier - aan mijn zijde - het dal:
als de zachte gebogen kust van een klein en sluimerend meer;
zie hoe zij zich vouwt
in de bocht van een tere
en onuitputtelijke droom.
Precepto
Entra en el desierto,
deja a la caravana
la riqueza verde de los oasis,
el océano seco de arena
es para ti; no guardes
ni oro ni topacios,
esos son para tu amiga
la reina de Saba;
deja al torero la corrida,
al tribuno
el aullido masivo
de las hienas
que por turno vociferan
‘¡a la cruz!’ y ‘¡hosanna!’;
cede el saltamontes y el pelo de camello.
al profeta en su penitencia.
labra la tierra donde nadie
sospecha la fertilidad,
cualquier desierto tiene su manantial;
no dudes nunca:
aquí debe de haber agua;
que tu único apoyo
sea la palabra:
‘¡oh, baluarte!, ¡oh, ciudadela!,
vísteme
en una túnica nueva,
deja que el firmamento
sea mi casa;
guárdame el anonimato.’
cada día tienes que rogar
una piedra de toque blanca
y el poder sin par
de otro nombre.
Voorschrift
Trek de woestijn in,
laat de karavaan
de groene rijkdom der oasen,
u zij de dorre oceaan
van zand; goud en topazen
bewaart ge niet,
die zijn voor uw vriendin,
de koningin van Sheba;
den stierenvechter laat ge de arena,
den volkstribuun
het duizendvoudige gehuil
van de hyena's
die beurtelings ‘kruist hem’
en ‘hosanna’ roepen;
gij gunt de boetprofeet
zijn sprinkhaan en zijn kemelshaar.
ontgin, waar niemand
vruchtbaarheid vermoedt,
elke woestijn heeft zijn wel;
geloof onafgebroken:
hier móet water zijn;
uw enige toeverlaat
zij het woord:
‘o, bolwerk, o, citadel,
bekleed mij met
een nieuwe mantel,
laat het firmament
mijn huis zijn,
zorg, dat mij niemand kent.’
vraag elke dag
een witte keursteen
en het onbeperkt gezag
van een nieuwe naam.
Mallorca
Oasis en medio del mar
campanadas africanas
bajo el azul de un sol abrasador los pueblos
con sus casas de corazón blanqueado
forman bloques grises y dispersos en los valles,
áridos y jadeantes en el calor seco.
una cadena de montañas entre Andraitx y Formentor –
casi por completo cubierta por árboles, encinas y olivos,
con los que juega el claroscuro de unas manchas rojizas.
más abajo aparecen de repente los bancales
que bajan en escalones abruptos por las cuestas
con el apoyo precario de viejas tapias.
cereales, cipreses y naranjales,
las tiras plateadas de las pequeñas ensenadas,
donde el agua rizada asalta la quietud de los cabos
y bajo el verde milenario de las encinas
la madura terracota de la tierra espera.
campanadas africanas –
oasis en medio del mar.
Mallorca
Oase in zee
afrikaans klokgelui
dorpen met huizen, die van binnen wit zijn
liggen in grijze blokken in de dalen,
onder het blauw van een verterend zonlicht,
dor en amechtig in de droge gloed.
tussen Andraitx en Formentor een bergrug -
tot aan de top begroeid met steeneik en olijven
en door een duister gloeiend rood doorvlekt.
lager ontspringen dan de bergterrassen
die trapsgewijs langs de helling dalen,
door lage muren zorgelijk gestut.
koren, cipressen, sinaasappelgaarden,
de zilverstroken van de kleine baaien,
die schuimend breken op de stille kapen
en onder duizendjarig loof van eiken
het rijpe terracotta van de grond.
afrikaans klokgelui -
oase in zee.
XLVI
‘El amor duerme en su corazón
como la primavera en el suelo invernal
que en la profunda oscuridad del frío
espera como una mariposa en la crisálida.
¡en el pueblo donde ahora pernocto
mañana seguro un sol espumoso lucirá
las palmas con la bandera en lo más alto!
ninguna lluvia, sombra o nieve,
ningún deshielo crepuscular
que igual que un sol sulfúrico
pende del tiempo deshilachado,
me hace volver al fuego
de su casa, a su chimenea roja
dormita, amor, hiberna
en tu hibernación solitaria,
y cuando pasa el sol temblante
por el ecuador primaveral, despierta
como una mariposa de su capullo,
como el fuego en tu oscuro hogar.’
XLIV
‘De liefde slaapt in haar hart
als de lente in de winterse grond
die in koude en duisternis wacht
als een vlinder in haar cocon.
in het dorp waar ik nu overnacht
schijnt morgen een schuimende zon
in een hemel met palmen bevlagd!
geen regen geen schaduw, geen sneeuw,
geen dooiende schemering
die als een zwavelen zon
in de rafels hangt van het weer,
drijft mij terug naar het vuur
van haar kamer, haar rode haard.
sluimer, liefste, en slaap
uw eenzame winterslaap,
en ontwaak als de bevende zon
door de lentelijke evening gaat,
als een vlinder uit haar cocon,
als het vuur in uw donkere haard.’
L
El sol estaba bajo.
entre las paredes blancas
desangraba en oro y negro
la luz crepuscular.
él, desde su terraza alta,
siguió las líneas alargadas,
la estela fugaz
de naves nunca vistas
nunca soñadas
trazadas por la plata
marmórea del mar.
los estremecimientos
del metal escamoso,
ondulante en la luz
de la luna recién salida,
eran esa noche
el único signo en el mar
de que veinte siglos
pasaban sin notar
y que en su corazón
una paz antigua.
había descendido.
L
De zon hing laag.
tussen de witte muren
verbloedde goud en zwart
het avondrood.
hij, van zijn hoog terras,
volgde de lange strepen,
het vluchtig zog
van nooit geziene
nooit gedroomde schepen
door het gemarmerd
zilver van de zee.
de huiveringen
van 't geschubd metaal,
door 't stijgend maanlicht
rimpelend beschenen,
waren die nacht op zee
het enige teken,
dat twintig eeuwen
ademloos verstreken
en in zijn hart
antieke vrede
was gedaald.
______________________________________
Sobre el traductor, M. Negrón
Negrón publica como traductor, poeta, aforista y ensayista, tanto en holandés como en castellano. Es de procedencia holandesa y reside desde 1998 en España. En 2012 publicó La piedra (pedirlapiedra@outlook.com) que forma la primera parte de una pentalogía aforística-ensayística en progreso, titulada La ciudad eléctrica.
.
No hay comentarios:
Publicar un comentario