Julia Tulkens
Julia Tulkens (Tienen, Flandes 6 de octubre de 1902 - Tienen, 12 de marzo de 1995) fue una poeta flamenca.
Nació Julia Boddaer y estudió en el Departamento de Inglés de la escuela normal Geldenaken. En 1923 se casó con Leo Tulkens, profesor e historiador.
Julia Tulkens debutó en 1931 con Heibloempjes. Inicialmente, escribió a principios poesía clásica.
Obras
Heibloempjes (1931)
De liedjes van Hilda (1932)
Liederen bij schemeruur (1933)
Krans (1934)
Veertien kinderliederen (1936)
Ontvangenis (1936)
Twee wiegeliederen (1937)
Vader (1938)
Tien gedichten (1945)
Zo zingt mijn blondje (1948)
De aardse bruid (1950)
Na het bruidslied (1953)
Nog breken mijn handen (1963)
Drie kinderliederen (1964)
Gemarmerd in tijd (1975)
Yggdrasil (1977)
Verzamelde gedichten (1978)
In u vergroeid (1988)
Kinderwereld (1989)
De eeuw is aan het kantelen (1991)
¡Oh Eva, tan lejana...
¡Oh Eva, tan lejana, tan perdida en el tiempo,
perdida en las fronteras de la vida y la muerte:
cómo vemos tu sombra flotando en nuestro espejo,
oh tú, cuya mirada al mundo entero envuelve!
¿Cómo aprendiste a ser la primera novia, única,
puesto que Dios te hizo virgen y hembra en un día?
¿Cómo aprendiste el nombre de las flores y frutas
y al primer reír de hombre reflejar tu alegría?
Eva, hermana lejana, aún nos queda tu nombre.
Aún vestimos igual tu amor y penitencia.
Tras tu sombra perdemos el paraíso al hombre
con igual desespero, humildad y paciencia.
¡Oh Eva, Eva lejana, perdida en el agrado
de amar al primer hombre y hundirlo en tu regazo
hasta que la coyunda te dio el hijo primero...
Mas tu maternidad ¡llevaba el mortal sello!
Antología de la poesía neerlandesa moderna (Ediciones Saturno, Barcelona, 1971, selecc. y trad. de Francisco Carrasquer).
O Eva, verre vrouw
O Eva, verre vrouw, verloren in de tijden,
verloren aan de grenzen van leven en van dood,
hoe voelen we uw schim in eigen beeld verglijden,
o gij, die in uw blik de hele wereld sloot.
Hoe hebt g’allene bruid het leven leren dragen,
want God schiep u als maagd en vrouw op eend’re dag ?
Hoe leerde gij de naam van bloem en vruchten vragen
en spiegelde g’uw vreugd in d’eerste mannenlach ?
O Eva, verre zuster, uw naam is ons gebleven.
Wij dragen zelfde kleed van liefde en van schuld.
Wij zijn langs uwe schim uit ’t paradijs verdreven,
met zelfde kreet van wanhoop, van deemoed en geduld.
O Eva, verre Eva, verloren in’t behagen
de eerste man te minnen, te binden aan uw schoot,
tot gij, in deze val, het eerste kind mocht dragen,
maar in dat moederschap…het teken van de dood !
Uit: De aardsche bruid
Ben ik nog schaduw
Ben ik nog schaduw,
ben ik al licht,
of is d’oneindigheid
mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken
of in hemelgrond ?
Er ruist een hooglied
aan mijn lichte mond.
In uw omarming
hoe ik rijzend ril….
Mijn haren wuiven
en de tijd valt stil.
Uit: De aardsche bruid
J U L I A T U L K E N S
Julia Tulkens (1902-1995), dochter van een Vlaamse vader en een Waalse moeder, volgt een de facto tweetalige opleiding aan de normaalschool van Jodoigne. Als jong meisje is ze verliefd op de drie jaar oudere Waalse dichter Maurice Carême, die in Tienen studeert. In 1922 trouwt ze met Leo Tulkens, die haar aanzet om Nederlands te schrijven.
Julia Tulkens debuteert in de jaren 1930 met eenvoudige verzen die nog enigszins waren geïnspireerd door Alice Nahon. Ze schrijft daarnaast gedichten voor kinderen. Maar de grote openhartigheid van haar bundel Ontvangenis (1936) wekt verontwaardiging. Het gaat om emotioneel sterk geladen, maar sobere poëzie, niet echt “klassiek”, maar toch mijlenver verwijderd van het expressionisme. Tulkens doorbreekt echter ook een heleboel taboes. Ze schrijft over erotische verrukking en over het moederschap als bekroning van de lichamelijke liefde. Willem Elsschot en Marnix Gijsen drukten hun waardering uit voor de bundel.
In 1938 volgt de bundel Vader over haar overleden vader. De dood staat hier centraal. De dichteres krijgt er de literaire Prijs van de provincie Brabant voor. In 1950 verschijnt De Aardse bruid, opnieuw een lofzang op de liefde, vol “opzienbarende heftigheid en ongewone openhartigheid”. Tulkens ontvangt de Vijfjaarlijkse Prijs van de Vlaamse Provincies. Na de dood van haar man verschijnt Germarmerd in de tijd (1976), haar laatste belangrijke bundel. Heimwee speelt een grote rol. In 1978 rolden bij Orion haar Verzamelde Gedichten van de pers. Tien jaar later publiceert Tulkens hieruit de selectie In u vergroeid. In 1991 verschijnt nog De eeuw is aan het kantelen.
Liederen voor de man
(1)
Mijn jonge lijf plooit als een wisse
onder de macht van uw begeert,
terwijl ge mij de heimenisse
van nemen en van geven leert.
Ge hebt in mij de laatste schaamte
der vrouwe voor den man versmacht.
Nu is mijn lichaam ene weelde
die blij op uw bezitting wacht.
(2)
Ik heb mijn leden loom gedronken
aan uwe eigen, dronken mond.
Ik heb mijn lichaam blij geschonken,
daar ‘k in die gave, uw gave vond.
Ik heb mijn lichaam blij gegeven,
maar dat verliezen maakt me rijk.
Ik kreeg de wijding van uw leven.
En zie, hoe word ik u gelijk.
Ontvangenis, 1936
No hay comentarios:
Publicar un comentario